U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Afwijzing van een verzoek gezagsbeëindiging onder het gelijktijdig uitspreken van een ondertoezichtstelling en het afgeven van een machtiging tot uithuisplaatsing in een vorm van pleegzorg voor een zeven maanden oude baby.”

Uitspraak



beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd

zaakgegevens: C/10/559623 / JE RK 18-3096 en C/10/569983 / JE RK 19-782

datum uitspraak: 13 maart 2019

beschikking in de zaken van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,

betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2018 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .

De rechtbank/kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te Rotterdam,

mr. M.P.G. RIETBERGEN,

hierna te noemen de bijzondere curator, kantoorhoudende te Rotterdam,

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het volgende:

- de beschikking van de rechtbank van 30 januari 2019 en de daarin genoemde stukken;

- het faxbericht van de bijzondere curator van 8 maart 2019;

- het mondelinge verzoek van de Raad van 13 maart 2019, bevestigd door het e-mailbericht van de Raad, nagezonden op 13 maart 2019.

Op 13 maart 2019 zijn de zaken ter zitting met gesloten deuren behandeld.

Gehoord zijn:

- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. M. van Eck,

- de bijzondere curator,

- een vertegenwoordigster van de Raad, mw. [naam vertegenwoordigster 1] ,

- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster 2] en mw. [naam vertegenwoordigster 3] .

De rechtbank heeft bijzondere toegang verleend aan de grootmoeder moederszijde, mw. [naam grootmoeder] en de pleegmoeder, mw. [naam pleegmoeder] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.

Bij beschikking van 28 augustus 2018 is de GI belast met de voorlopige voogdij over [voornaam minderjarige] .

De GI heeft zich bij brief van 28 november 2018 bereid verklaard om de voogdij te aanvaarden.

Ter zitting van 30 januari 2019 is het verzoek van de Raad aangehouden en is een bijzondere curator benoemd.

De verzoeken

De Raad heeft verzocht het gezag van de moeder te beëindigen en de GI tot voogd over [voornaam minderjarige] te benoemen.

De Raad heeft het verzoek ter zitting van 13 maart 2019 mondeling gewijzigd, in die zin dat zij de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] voor de duur van een jaar verzoekt en tevens een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verzoekt voor de duur van zes maanden.

De Raad heeft deze verzoeken als volgt toegelicht. [voornaam minderjarige] zit op dit moment op haar plek bij de pleegmoeder. Het is noodzakelijk dat onderzocht wordt of en zo ja, wanneer, [voornaam minderjarige] bij de moeder geplaatst kan worden. De familie van de moeder wil haar ondersteunen bij de opvoeding van [voornaam minderjarige] . Een ondertoezichtstelling is daarnaast noodzakelijk om de thuissituatie van de moeder te volgen.

Het standpunt van de GI

De GI heeft ter zitting van 13 maart 2019 aangegeven achter het gewijzigde verzoek van de Raad te staan en snel een plan van aanpak te willen maken. Daarvoor is het nodig dat de moeder meewerkt aan het voorgenomen intelligentie-onderzoek en afspraken met de hulpverlening nakomt. [voornaam minderjarige] kan voorlopig in het huidige pleeggezin blijven.

Het standpunt van de belanghebbenden

De bijzondere curator staat achter de gewijzigde verzoeken van de Raad. Het gaat goed met de moeder en zij heeft een betrokken netwerk dat haar in de opvoeding wil ondersteunen. Het wijkteam is zeer betrokken om de moeder de nodige ondersteuning te bieden. Het is wenselijk dat [voornaam minderjarige] zo snel mogelijk thuis wordt geplaatst.

Door en namens de moeder is ingestemd met het gewijzigde verzoek van de Raad. De moeder is voornemens in de nabije toekomst zelf de zorg van [voornaam minderjarige] op zich te nemen. Zij heeft haar familie verteld dat zij een dochter heeft en zij willen haar ondersteunen bij de opvoeding van [voornaam minderjarige] . De moeder wil in de komende periode laten zien dat zij in staat is afspraken na te komen en verantwoordelijkheid te dragen. De moeder vraagt het verzoek betreffende de gezagsbeëindiging af te wijzen en de verzoeken betreffende de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing toe te wijzen.

De visie van de informanten

De pleegmoeder heeft ter zitting verklaard dat het goed gaat met [voornaam minderjarige] . De samenwerking met de moeder verloopt vlekkeloos. Zij komt alle afspraken na en zegt nooit bezoeken af. [voornaam minderjarige] begint zich aan het pleeggezin te hechten, dus thuisplaatsing dient zo snel mogelijk te gebeuren. [voornaam minderjarige] kan bij het pleeggezin blijven zo lang als nodig is.

De grootmoeder moederszijde wil de moeder graag ondersteunen in de opvoeding van [voornaam minderjarige] .

De beoordeling

C/10/559623:

De rechtbank overweegt, dat zij op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) het gezag van een ouder kan beëindigen, indien

a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of

b. de ouder het gezag misbruikt.

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de moeder gedurende de zwangerschap en na de geboorte van [voornaam minderjarige] voornemens was om afstand ter adoptie te doen. Daarom heeft de Raad een verzoek tot gezagsbeëindiging gedaan. Dit verzoek tot gezagsbeëindiging is ter zitting van 30 januari 2019 aangehouden, omdat onduidelijk was of de moeder - die toen niet ter zitting was verschenen - de gevolgen van een toewijzing van dit oorspronkelijke verzoek van de Raad voldoende had overzien. De rechtbank constateerde toen enige tegenstrijdigheid in de uitlatingen van de moeder tegenover de Raad, zoals vastgelegd in het raadsrapport van 17 december 2018. Enerzijds kon zij instemmen met het verzoek, anderzijds wilde zij in de toekomst de zorg van [voornaam minderjarige] op zich nemen zodra zij haar leven op orde zou hebben. De rechtbank heeft bij beschikking van 30 januari 2019 daarom een bijzondere curator benoemd om te onderzoeken of voor de moeder voldoende helder was wat de gevolgen zouden zijn van haar keuze om in te stemmen met het verzoek tot gezagsbeëindiging en wat die keuze voor [voornaam minderjarige] en haar toekomstperspectief zou betekenen.

De situatie rond de moeder en [voornaam minderjarige] is sinds 30 januari 2019 volkomen gewijzigd. De moeder, die angst had niet door haar familie te worden geaccepteerd vanwege haar moederschap, heeft haar familie inmiddels verteld over [voornaam minderjarige] . De familie heeft haar vervolgens in de armen gesloten. De moeder realiseert zich dat zij van [voornaam minderjarige] houdt en, aldus de bijzondere curator en ter zitting door de moeder bevestigd, dat het voor [voornaam minderjarige] het beste is om op te kunnen groeien bij en met de moeder.

In haar rapport van 8 maart 2019 en ter terechtzitting heeft de bijzondere curator geconcludeerd dat [voornaam minderjarige] er recht op en belang bij heeft dat haar moeder belast blijft met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] en dat, zodra dat mogelijk is, [voornaam minderjarige] bij de moeder en de familie kan gaan wonen, daarbij - waar nodig - ondersteund door de betrokken hulpverlening.

Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de moeder niet in staat zal zijn, binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor haar verzorging en opvoeding te dragen. Aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, sub a BW is daarom niet voldaan. Het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder zal daarom worden afgewezen.

De benoeming van mr. Rietbergen zal, nu zij haar taak heeft volbracht, per heden worden beëindigd, waarbij de rechtbank niet onvermeld laat dat door de bijzondere curator, met veel inzet, een waardevolle bijdrage aan deze beslissing is geleverd.

C/10//569983:

Geen der belanghebbenden heeft zich verzet tegen behandeling van het ter zitting van 13 maart 2019 mondeling door de Raad gedane verzoek tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] . De Raad zal daarom in dat verzoek worden ontvangen.

De kinderrechter is van mening dat een persoonlijkheidsonderzoek dan wel een intelligentieonderzoek van de moeder onverminderd noodzakelijk is, mede om te kunnen vaststellen of de moeder in staat is de opvoeding en verzorging van [voornaam minderjarige] , al dan niet met hulp en begeleiding, zelf ter hand te nemen. Een kinderbeschermingsmaatregel is onder deze omstandigheden noodzakelijk, zodat de belangen van [voornaam minderjarige] door een jeugdbeschermer worden gewaarborgd en zicht wordt gehouden op de voortgang van de hulpverlening aan de moeder en [voornaam minderjarige] . Uit voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 BW . De kinderrechter zal [voornaam minderjarige] daarom onder toezicht stellen en wel voor de duur van twaalf maanden.

De uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] is tevens noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW). Nu eerst een persoonlijkheidsonderzoek bij de moeder dient te worden afgenomen en vervolgens passende hulpverlening moet worden gezocht en ingezet, acht de kinderrechter een duur van vier maanden voor de verzochte machtiging passend. Die periode moet voldoende zijn om het perspectief van [voornaam minderjarige] te bepalen. Het overig verzochte zal worden aangehouden.

De Raad wordt verzocht uiterlijk op 13 juni 2019 schriftelijk te rapporteren over de stand van zaken en of het verzoek tot afgifte van een machtiging tot uithuisplaatsing voor de resterende periode van twee maanden wordt gehandhaafd. Als dat niet het geval mocht zijn, zal de zitting van 27 juni 2019 geen doorgang vinden.

De beslissing

De rechtbank:

C/10/559623:

wijst af het verzoek tot gezagsbeëindiging van de moeder over [voornaam minderjarige] .

De kinderrechter:

C/10//569983:

stelt [voornaam minderjarige] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond met ingang van 13 maart 2019 tot 13 maart 2020;

verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg, met ingang van 13 maart 2019 tot 13 juli 2019;

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

beëindigt, onder dankzegging, de benoeming van de bijzondere curator per heden;

en alvorens verder te beslissen:

houdt de behandeling van het overig verzochte aan en bepaalt dat het verhoor van de Raad, de GI en de belanghebbenden in deze zaak zal plaatsvinden op 27 juni 2019 te 10:00 uur in het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125;

de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. J. van Driel, kinderrechter;

bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de Raad, de GI, de moeder en mr. M. van Eck;

verzoekt de Raad uiterlijk twee weken voor de genoemde datum schriftelijk aan de kinderrechter te rapporteren als hiervoor vermeld en gelijktijdig een afschrift van dit rapport te zenden aan de GI en de raadsvrouw van de moeder.

Deze beschikking is gegeven door mr. J. van Driel, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van S.F. Smidt als griffier en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2019.

De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 21 maart 2019.

Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:

- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,

- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.

Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshofDen Haag.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature