Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Verkeersongeval Vierhavenssstraat te Rotterdam (aanrijding tussen Dodge RAM en Ford Focus, vier doden en een zwaar gewonde);

Voorwaardelijk opzet op (poging tot) doodslag bewezen; Porsche -criterium in casu niet aan de orde, onder meer nu verdachte reed in een zeer zware Dodge Ram (3000 kg) en niet aannemelijk is geworden dat hij als een zeer "sterke" verkeersdeelnemer" in zijn rijgedrag met zijn eigen dood als gevolg van een aanrijding rekening zou houden.

Niet ontvankelijkverklaring vordering tot schokschade, nu hiervoor onvoldoende is gesteld en het onderzoek daarnaar te complex voor behandeling en afdoening in het strafrecht is.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



RECHTBANK ROTTERDAM

Sector strafrecht

Parketnummer: 10/820614-09

Datum uitspraak: 16 september 2010

Tegenspraak

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte]

geboren op [datum] 1984 te [plaats],

ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres:

[adres],

ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel, locatie Krimpen aan den IJssel,

raadsman mr. H.H. Boersma, advocaat te Amsterdam.

ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING

Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 2 september 2010.

TENLASTELEGGING

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

Het onder 1 en 2 ten laste gelegde komt er primair op neer dat de verdachte op 26 december 2009 opzettelijk in Rotterdam door zijn rijgedrag vier inzittenden van een auto van het leven heeft beroofd en een vijfde inzittende van die auto heeft geprobeerd van het leven te beroven. Dit rijgedrag is omschreven als het op de Rotterdamsedijk met hoge snelheid kleven achter een andere auto, het met hoge snelheid inhalen van verkeer dat voor de kruising met de Vierhavensstraat voor rechtsaf voorgesorteerd stilstond, het op die kruising door rood licht rechtsaf slaan en vervolgens met hoge snelheid, te weten met 147 km/uur te rijden op een weg waar toen 30 km/uur, althans maximaal 50 km/uur was toegestaan. Hierna is de verdachte met een uiteindelijke snelheid van 86 km/uur tegen de eerdergenoemde auto met vijf inzittenden gebotst, toen deze vanuit een zijstraat, te weten de Speedwellstraat, de Vierhavensstraat opreed.

Subsidiair is dit bij beide feiten ten laste gelegd als roekeloos rijgedrag, waardoor dit aan zijn schuld te wijten verkeersongeval met genoemde gevolgen heeft plaats gevonden.

Het onder 3 ten laste gelegde komt er op neer dat de verdachte op 31 oktober 2009 opzettelijk heeft geprobeerd [slachtoffer 1] van het leven te beroven, althans zwaar te mishandelen, door met zijn bestelauto tegen die [slachtoffer 1] aan te rijden. Wanneer dat niet bewezen zou zijn is dit ten laste gelegd als een poging tot mishandeling en/of bedreiging van het slachtoffer.

EIS OFFICIER VAN JUSTITIE

De officier van justitie mr. Van Heemst heeft gerekwireerd tot:

- vrijspraak van het onder 3 impliciet primair ten laste gelegde;

- bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 primair en 3 impliciet subsidiair ten laste gelegde;

- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaar met aftrek van voorarrest, alsmede de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van tien jaar;

- teruggave van de auto, merk Dodge , type Ram 2500 aan [rechthebbende].

De rechtbank zal eerst feit 3 en daarna de feiten 1 en 2 beoordelen.

MOTIVERING VRIJSPRAAK

Het onder 3 impliciet primair ten laste gelegde, te weten de poging doodslag op [slachtoffer 1], is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Nu de officier van justitie vrijspraak van het onder 3 impliciet primair ten laste gelegde heeft gevraagd en dit eveneens door de raadsman is bepleit, zal de rechtbank dit niet nader motiveren.

BEWIJSMOTIVERING EN BEWEZENVERKLARING

Feit 3

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht bewezen dat de verdachte in een door hem bestuurde bestelauto opzettelijk is aangereden tegen [slachtoffer 1]. De officier van justitie sluit daarbij niet alleen aan bij verklaringen van het slachtoffer en zijn vrienden, maar ook bij die van een aantal andere (onafhankelijke) getuigen. Hoewel de verklaringen van de verdachte en zijn moeder hier lijnrecht tegenover staan, lopen deze onderling uiteen en worden op relevante punten niet ondersteund door de overige verklaringen in het dossier. Om die reden gaat de officier van justitie uit van de lezing van de andere getuigen.

De officier van justitie concludeert daaruit dat de verdachte opgefokt reageerde op een situatie, waarin de groep waartoe het slachtoffer behoorde, zich naar het idee van de verdachte onheus naar zijn moeder en hemzelf had gedragen en hij dat niet over zijn kant wilde laten gaan. Na een worsteling met een aantal personen uit die groep, stapte de verdachte in zijn auto, achtervolgde hij onder meer het latere slachtoffer, en reed, toen die [slachtoffer 1] met zijn rug tegen een muur stond, tegen hem aan. [slachtoffer 1] liep pijn en letsel op aan zijn benen en hoofd. Hoewel het uiteindelijke letsel relatief gering was, had dit evengoed zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer kunnen veroorzaken. Op de grond van deze overwegingen acht de officier van justitie bewezen dat de verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling.

Standpunt van de verdediging

De verdachte ontkent tegen [slachtoffer 1] aangereden te zijn. Hij stelt dat hij na een worsteling met jongens uit die groep in zijn bestelauto is gestapt en door de groep belaagd werd toen hij zijn moeder wilde ophalen. Hij zegt slechts de auto te hebben willen keren om zijn moeder te zoeken en niemand aangereden te hebben.

Namens de verdachte is aangevoerd dat de groep jongens, waartoe [slachtoffer 1] behoorde, verklaringen hebben afgelegd die op punten weerlegd worden door de inhoud van het dossier. De raadsman acht deze verklaringen onbetrouwbaar. Daarom moet meer geloof worden gehecht aan de lezing van de verdachte en zijn moeder. De verdachte dient daarom te worden vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling.

De rechtbank overweegt als volgt.

[getuige 1], [getuige 2], [slachtoffer 1], [getuige 3] en [getuige 4] hebben, in samenhang bezien, verklaard dat de verdachte op 31 oktober 2009 te Capelle aan den IJssel in een bestelauto is gestapt, met zijn auto [slachtoffer 1] achterna is gereden, hem klem heeft gereden tegen een muurtje en hem toen met zijn auto heeft geraak[slachtoffer 1] is met zijn hoofd en lichaam op de motorkap van de auto geklapt. Toen de auto terugreed zakte [slachtoffer 1] door zijn knieën heen.

De lezing van voornoemde personen staat tegenover de lezing van de verdachte en zijn moeder. De verdachte ontkent dat hij op iemand is ingereden of tegen aan is gereden. Hierin wordt hij ondersteund door de verklaring van zijn moeder.

In het dossier bevinden zich voorts de verklaringen van twee andere getuigen.

De ene getuige, [getuige 5], heeft verklaard dat hij werkzaam was als beveiligingsbeambte bij een Ierse Pub. Hij zag toen en daar vanaf zijn werkplaats dat er buiten tussen verschillende personen een worsteling gaande was. Hij zag vervolgens dat één van de mannen die had gevochten in een auto stapte. Hij zag dat deze man met zijn auto op een aantal personen afreed en alle richtingen opreed waar die personen naar toe renden. Hij reed daarbij ook over het troittoir . Hij zag vervolgens dat de auto wegreed van één van de mannen waar hij op was afgereden. Hij zag dat één van de mannen tegen een muurtje op de grond zat. Hij hoorde van de andere mannen dat deze man was aangereden.

De andere getuige, [getuige 6], eveneens werkzaam bij de Ierse Pub, zag op voornoemde plaats en datum dat een zwarte bus over de middenberm van de Rivierweg reed. Hierna zag zij de bus met hoge snelheid over de stoep rijden. Zij zag voor de bus een groep jongens rennen. Zij zag dat de jongens probeerden weg te komen maar dat de bus hen bleef achtervolgen. Zij was achter een beveiligingsmedewerker aangelopen naar de plaats van de aanrijding. Aldaar hoorde zij dat één van de jongens was aangereden. Zij zag dat één van de jongens gewond was aan zijn hoofd en dat deze jongen mank liep.

De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van deze twee getuigen de verklaringen van de getuigen [getuige 1], [getuige 2], [slachtoffer 1], [getuige 3] en [getuige 4] ondersteunen. Nu de getuigen [getuige 5] en [getuige 6] niet betrokken waren bij de problemen tussen de verdachte en zijn moeder enerzijds en de groep jongens waartoe het slachtoffer behoorde, anderzijds, hecht de rechtbank geloof aan deze verklaringen. Nu zij de door de getuigen [getuige 1], [getuige 2], [slachtoffer 1], [getuige 3] en [getuige 4] gegeven weergave van de feiten ondersteunen, acht de rechtbank daarom ook die verklaringen geloofwaardig en volgt de rechtbank de door de verdachte en zijn moeder gegeven lezing niet.

Dat brengt mee dat de rechtbank bewezen acht dat de verdachte op het slachtoffer is ingereden en hem ook daadwerkelijk heeft geraakt.

Uit het vastgestelde rijgedrag, te weten het achtervolgen van de betrokken groep jongens, het rijden over het trottoir, het met zijn auto klem rijden van het slachtoffer tegen een muur en het tegen hem aanrijden op zodanige wijze dat het slachtoffer, zoals [getuige 2] en [getuige 4] hebben verklaard, met zijn hoofd en bovenlichaam op de motorkap terecht kwam en hij,– toen de bestelbus weer terug reed, door zijn knieën zakte, leidt de rechtbank af dat de verdachte de opzet heeft gehad om het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Hij heeft immers door zijn handelwijze welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer door deze aanrijding zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. De rechtbank acht dan ook de tenlastegelegde opzet bij de verdachte bewezen in de zin van voorwaardelijk opzet.

Nu het letsel dat het slachtoffer heeft opgelopen evenwel niet als zwaar lichamelijk letsel is aan te merken, acht de rechtbank de tenlastegelegde poging tot het toebrengen daarvan bewezen.

Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen is dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzettelijk heeft geprobeerd [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.

Ten aanzien van de feiten 1 en 2 voorts:

Van het volgende wordt uitgegaan:

Op 26 december 2009 heeft omstreeks 19:49 uur een verkeersongeval plaatsgevonden op de kruising van de Vierhavensstraat en de Speedwellstraat te Rotterdam .

De verkeerssituatie

Na te noemen wegen zijn alle gelegen in Rotterdam. De Rotterdamsedijk gaat over in de Schiedamseweg. Deze weg loopt door tot aan het Marconiplein. Daar bevindt zich de kruising met de Vierhavensstraat. Deze kruising is voorzien van verkeerslichten en het verkeer komende van de Schiedamseweg dient zich in een van de vier voorsorteerstroken op te stellen. Er bevinden zich ter plaatse twee stroken voor linksafslaand verkeer, één voor rechtdoorgaand en één voor rechtsafslaand verkeer.

De Vierhavensstraat vormt de verbinding tussen het Marconiplein en de Pelgrimsstraat en wordt kort voor de overgang naar de Pelgrimsstraat gekruist door de Speedwellstraat.

De Vierhavensstraat had ten tijde van het verkeersongeval door wegwerkzaamheden een gewijzigde wegsituatie. Dit werd door middel van waarschuwingsborden en een gele doorgetrokken wegbelijning aan de weggebruikers kenbaar gemaakt. Op de Vierhavensstraat gold vanwege de wegwerkzaamheden een aangepaste maximum snelheid van 30 km/uur. Dit was door verkeersborden aangegeven. Na de kruising van de Vierhavensstraat met de Keilestraat, gezien vanuit de richting van het Marconiplein, was deze bebording evenwel niet herhaald. Derhalve geldt daarna, dus ook ter plaatse van de kruising met de Speedwellstraat, voor motorvoertuigen komende vanuit de richting van het Marconiplein een toegestane maximumsnelheid van 50 km/uur.

Ter hoogte van de kruising met de Vierhavensstraat was de Speedwellstraat vanwege de wegwerkzaamheden aan beide zijden afgezet met betonnen barriers. Deze betonnen barriers hadden een hoogte van ongeveer 0,90 meter. Deze barriers leverden verder geen zichtbeperking op voor de bestuurders die deze kruising naderden. Ook overigens bevonden zich op deze kruising geen uitzichtbelemmerende obstakels.

De kruising van de Vierhavensstraat met de Speedwellstraat is aangeduid als voorrangskruising, met dien verstande dat de bestuurders rijdende op Speedwellstraat voorrang dienen te verlenen aan de bestuurders rijdende op de Vierhavensstraat. Ten tijde van het verkeersongeval was het donker en het wegdek was nat. De straatverlichting brandde, zij het dat aan het einde van de Speedwellstraat ter hoogte van de Vierhavensstraat vanwege de werkzaamheden geen lichtmasten stonden.

Het rijgedrag van de verdachte

Op 26 december 2010 reed de verdachte als bestuurder van een auto, merk Dodge, type Ram 2500 (een auto met een gewicht van 2950 kg.), op de Rotterdamsedijk in de richting van het Marconiplein te Rotterdam. Aldaar reed de verdachte met zijn auto zeer dicht achter een andere auto. De bestuurder van deze auto, getuige [getuige 1], heeft verklaard dat hij hierdoor harder is gaan rijden, op enig moment zelfs met 110 km/uur over de Rotterdamsedijk reed en dat hij nog steeds op korte afstand werd gevolgd door een andere auto.

De verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij inderdaad toen en daar op korte afstand heeft gereden van een andere auto en dat hij met gelijke, hoge, snelheid achter deze auto is aangereden.

Op grond van deze verklaringen acht de rechtbank aannemelijk dat de verdachte op de Rotterdamsedijk met een snelheid van ongeveer 110 km/uur achter deze auto heeft “gekleefd”.

Aangekomen bij de kruising van het Marconiplein en de Vierhavensstraat heeft de verdachte, via de voorsorteerstrook voor het rechtdoorgaand verkeer, een aantal voor rechtsaf voorgesorteerde voertuigen, waaronder dat van de getuige [getuige 1], ingehaald. Op de kruising is de verdachte vervolgens vanaf het sorteervak voor rechtdoorgaand verkeer tegen de regels in rechtsaf geslagen en de Vierhavensstraat opgereden. Op dat moment stond het verkeerslicht voor het rechtsafslaand verkeer op rood.

Rijdend op de Vierhavensstraat heeft de verdachte zijn snelheid weer verhoogd. Via de linkerrijbaan heeft hij achtereenvolgens nog twee auto’s met hoge snelheid ingehaald. Gebleken is dat de verdachte vijf seconden voor de aanrijding met een snelheid van ongeveer 147 km/uur heeft gereden. Op het moment dat de verdachte de kruising van de Vierhavensstraat en de Speedwellstraat naderde, zag hij dat een auto, merk Ford , type Focus, vanuit de Speedwellstraat het kruispunt op kwam rijden. Op dat moment heeft de verdachte geremd, maar is desondanks met de voorzijde van zijn voertuig tegen de linkerzijkant van de Ford aangereden. Gebleken is dat de verdachte ongeveer 1,5 seconden voor de aanrijding heeft geremd. Zijn snelheid volgens de gegevens van de Event data recorder bedroeg op het moment van het remmen ongeveer 123 km/uur. Zijn snelheid op het moment van de aanrijding bedroeg desondanks nog ongeveer 86 km/uur.

De Dodge is ongeveer 26 meter voorbij het kruisingsvlak op zijn rechterzijde beland. De verdachte is als bestuurder van de Dodge slechts licht gewond geraakt.

De Ford stond ongeveer 10 meter achter de achterzijde van de Dodge. Ter plaatse gekomen troffen verbalisanten in de Ford vijf inzittenden aan. Geen van de inzittenden was meer bij kennis.

Gebleken is dat de bestuurder van de Ford, [slachtoffer 1], en de naast inzittende [slachtoffer 2] ter plaatse waren overleden; [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en zijn naar het ziekenhuis gebracht en daar overleden. [slachtoffer 5] heeft het verkeersongeval wel overleefd. Zij was echter zwaar gewond geraakt. Zij had een forse hoofdwond en letsel aan lever en milt opgelopen en voorts waren haar bekken, heiligbeen en een rib gebroken. De genezingsduur is op ongeveer drie maanden gesteld, waarbij het beloop van het psychisch letsel nog niet in te schatten was.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan viervoudige doodslag en één poging daartoe. De verdachte heeft zich over een langere route schuldig gemaakt aan wegpiraterij. Zodoende was de kans op een ongeval naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten. Door zijn gedragingen in het verkeer heeft de verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat andere verkeersdeelnemers het leven zouden verliezen. Alle omstandigheden in aanmerking genomen, concludeert hij dat de verdachte die aanmerkelijke kans ook heeft aanvaard. Daarbij dient de verdachte rijdend in zijn zware Dodge te worden aangemerkt als een sterkere verkeersdeelnemer dan de andere auto’s op de weg. Het “ Porsche -criterium” is daarom niet toepasselijk. Ook indien het verkeersgedrag aanzienlijke gevaar voor de verdachte zelf zou hebben opgeleverd, staat dat de voorwaardelijke opzet op de dood van medeweggebruikers niet in de weg.

Standpunt van de verdediging

Verdachte erkent weliswaar dat hij een aantal verkeersfouten heeft gemaakt, dat hij te hard en door rood heeft gereden, maar hij betwist dat hij op enig moment de intentie heeft gehad om anderen dood te rijden. Evenmin heeft de aanmerkelijke kans dat dit zou kunnen gebeuren op de koop toe genomen. Het feit dat de verdachte vol heeft geremd is een duidelijke aanwijzing in die richting. Gezien het vorenstaande dient de verdachte te worden vrijsproken van viervoudige doodslag en een poging daartoe. Hooguit kan gesproken worden van roekeloos rijgedrag.

Opzet?

Wil er sprake zijn van opzet bij de verdachte op de dood van inzittenden van de Ford Focus dan moet allereerst vast komen te staan dat het ongeval is veroorzaakt door zodanig rijgedrag van de verdachte dat de aanmerkelijke kans heeft bestaan dat daardoor de inzittenden van de Ford Focus het leven zouden verliezen.

De rechtbank stelt vast dat de verdachte op de Vierhavensstraat, daar waar deels 30 km/uur, deels 50 km/uur als maximumsnelheid gold, heeft gereden met een snelheid van 147 km/uur.

Dat die maxima ook echt ter plaatse geboden waren blijkt uit het feit dat er over de hele lengte van de Vierhavensstraat wegwerkzaamheden plaatsvonden, die tot een veel onoverzichtelijker wegsituatie dan gebruikelijk leidden en die tot een aanzienlijke snelheidsvermindering noopten.

Voorts staat vast dat de verdachte reed in een bijna 3000 kilogram zware Dodge RAM, een auto die veel groter en zwaarder is dan de gemiddelde personenauto.

Door onder die omstandigheden in het donker op nat wegdek met deze auto en met een dergelijke onverantwoord hoge snelheid (ongeveer 100 tot 120 km harder dan toegestaan) te rijden heeft de verdachte zelf de aanmerkelijke kans in het leven geroepen dat een andere weggebruiker, die de Vierhavensstraat op zou willen rijden of over zou willen steken, niet op de komst van de auto van de verdachte heeft kunnen anticiperen en tevens dat ook de verdachte zelf op geen enkele wijze zijn voertuig nog tijdig tot stilstand zou hebben kunnen brengen wanneer een andere weggebruiker die weg zou kruisen en hem onverhoopt geen voorrang zou geven.

Wanneer dan zo’n zware auto en met zo’n hoge snelheid (nog rekening houdende met een noodstop) tegen een reguliere personenauto rijdt is de kans aanmerkelijk dat de inzittende van die auto het ongeluk niet overleven.

Naar het oordeel van de rechtbank is de oorzaak van het ongeval en de fatale gevolgen daarvan dan ook aan het rijgedrag van de verdachte te wijten, ondanks dat de bestuurder van de Ford Focus aan de verdachte niet de voorgeschreven voorrang heeft gegeven.

Dit is echter nog niet voldoende om tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde opzet op doodslag te mogen concluderen. Daarvoor is ook nodig dat vaststaat dat de verdachte zich van die aanmerkelijke kans en de mogelijke fatale gevolgen bewust is geweest en dat hij die op de koop heeft toegenomen.

Hiervoor is zowel het gedrag van de verdachte van belang als ook hetgeen hij daarover heeft verklaard.

Ter terechtzitting heeft de verdachte aangegeven dat hij ter plaatse goed bekend is. Hij heeft vaak over de Vierhavensstraat gereden en was bekend met de daar aanwezige wegwerkzaamheden en de snelheidsbeperkingen die daar golden. Deze werkzaamheden maakten de weg ook onoverzichtelijker dan gebruikelijk voor de weggebruikers.

De verdachte heeft daarnaast verklaard dat hij ervaring had met (het besturen van) de Dodge RAM. Hij was met deze auto onder meer nog op vakantie naar Turkije geweest/gereden. Hij heeft ook aangegeven bij de politie dat het een auto is waar je rustig mee moet rijden. De auto valt niet te vergelijken met bijvoorbeeld een Volkswagen Golf. De Dodge is, zoals hij aangaf, veel groter, breder en zwaarder.

De rechtbank concludeert hieruit dat de verdachte zich bewust was van de verkeerssituatie ter plaatse en de eigenschappen van het voertuig waarmee hij reed.

De rechtbank neemt vervolgens mee in de beoordeling dat de verdachte heeft aangegeven dat hij, toen hij naar zijn zeggen, op de Rotterdamsedijk door een auto gesneden werd, boos en geïrriteerd is geraakt en als gevolg daarvan zijn snelheid toen al sterk heeft verhoogd (tot 110 km/uur), met die snelheid dicht op zijn voorganger is gaan rijden, op het Marconiplein bewust op de verkeerde voorsorteerstrook is gaan rijden om de voor het rode verkeerslicht voor rechtsaf stilstaande auto’s links te passeren en vervolgens voor de nog stilstaande auto’s door rood naar rechts is geslagen.

Hieruit leidt de rechtbank af dat de verdachte al voorafgaand aan het ongeval onaanvaardbare risico’s in het verkeer genomen heeft. Ook ter terechtzitting heeft hijzelf aangegeven zich dit gerealiseerd te hebben. Het feit dat hij ter terechtzitting heeft verklaard nadien over de doorgetrokken gele streep nog twee auto’s met hoge snelheid te hebben ingehaald om weer “tijdig en veilig” rechts te kunnen gaan rijden illustreert nog eens dat hij zich ook toen van de aanmerkelijke verkeersrisico’s bewust is geweest, maar dat hij deze desondanks heeft genomen.

Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dan ook dat de verdachte over een langere afstand binnen de bebouwde kom bewust uiterst risicovol heeft gereden. Hij reed, en bleef rijden, met een veel te hoge snelheid, met een auto die veel groter en zwaarder is dan de auto van de gemiddelde weggebruiker, waarbij hij voorts verschillende zeer risicovolle verkeersovertredingen heeft begaan.

Deze gemoedstoestand en het extreme rijgedrag dat verdachte zich vanwege die gemoedstoestand permitteerde en waarin hij ook volhardde, zijn voor de rechtbank mede bepalend voor de conclusie dat de verdachte voorafgaand en ten tijde van de aanrijding onverschillig heeft gestaan tegenover de hem zeer wel bekende aanmerkelijke kans dat zijn weggedrag een aanrijding met dodelijke gevolgen zou kunnen hebben.

Nu hij bovendien auto bestuurde, waarmee zijn eigen kwetsbaarheid in het verkeer bij een ongeval aanzienlijk kleiner geacht kan worden dan die van een bestuurder van een willekeurige reguliere personenauto, gaat de rechtbank er niet vanuit dat hij in de veronderstelling verkeerde dat hij daarbij zelf ook het leven zou kunnen laten.

Het gaat hier immers om een gewelddadige confrontatie van een “sterke” verkeersdeelnemer, te weten de verdachte rijdend in een Dodge, type Ram 2500 van 2950 kg, met een “zwakke” verkeersdeelnemer, in casu de Ford, type Focus met vijf inzittenden van 1400 á 1500 kg.

Het gegeven dat de verdachte heeft geremd op het moment dat de Ford de kruising opreed, doet hieraan verder niet af omdat hij al voor die tijd een potentieel dodelijke situatie had geschapen, waaraan hij op het moment dat hij ging remmen, niets meer had kunnen veranderen.

Gezien het bovenstaande in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzettelijk de inzittenden van een Ford Focus, te weten [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft van het leven heeft beroofd, terwijl het ten aanzien van [slachtoffer 5] bij een poging is gebleven enkel en alleen omdat zij het ongeval heeft overleefd.

Gelet op het bovenstaande is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 impliciet subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:

1.

Hij op 26 december 2009 te Rotterdam opzettelijk personen, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2], van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk in/met een auto (merk Dodge, type Ram 2500)

- op de Rotterdamsedijk met zeer hoge snelheid (ongeveer 110 km/uur) zeer

dicht achter een andere bestuurder gereden ("kleven") en

- op de kruising van het Marconiplein met de Vierhavensstraat via de

voorsorteerstrook voor rechtdoorgaand verkeer een aantal voertuigen, dat

voor een rood verkeerslicht (voor rechtsaf) stilstond, heeft

ingehaald en

- vervolgens op de kruising rechtsaf geslagen naar de Vierhavensstraat op

het moment dat het verkeerslicht voor hem rood licht uitstraalde en

- al rijdende over de Vierhavensstraat, met een snelheid van ongeveer 147

km/uur, terwijl ter plaatse een maximumsnelheid van 30 km/uur dan wel 50

km/uur gold, en het verloop van de weg aldaar, onoverzichtelijk was

door wegwerkzaamheden, een kruising met de Speedwellstraat genaderd en

- vervolgens daarbij met een uiteindelijke snelheid van ongeveer 86

km/uur tegen een personenauto komende vanuit de Speedwellstraat, waarin

voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2]

zich bevonden, aangebotst,

tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] zijn overleden;

2.

Hij op 26 december 2009 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 5] van het leven te beroven, met dat opzet, in/met een auto (merk Dodge, type Ram 2500)

- op de Rotterdamsedijk met zeer hoge snelheid (ongeveer 110 km/uur) zeer

dicht achter een andere bestuurder heeft gereden ("kleven") en

- op de kruising van het Marconiplein met de Vierhavensstraat via de

voorsorteerstrook voor rechtdoorgaand verkeer een aantal voertuigen, dat

voor een rood verkeerslicht (voor rechtsaf) stilstond,

heeft ingehaald en

- vervolgens op de kruising rechtsaf is geslagen naar de Vierhavensstraat

op het moment dat het verkeerslicht voor hem rood licht uitstraalde en

- al rijdende over de Vierhavensstraat, met een snelheid van ongeveer 147

km/uur, terwijl ter plaatse een maximumsnelheid van 30 km/uur dan wel 50

km/uur gold, en het verloop van de weg aldaar, onoverzichtelijk was

door wegwerkzaamheden, een kruising met de Speedwellstraat is genaderd en

- vervolgens daarbij met een uiteindelijke snelheid van ongeveer 86

km/uur tegen een personenauto komende vanuit de Speedwellstraat, waarin

voornoemde [slachtoffer 5] zich bevond, is aangebotst ,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

3.

Hij op 31 oktober 2009 te Capelle aan den IJssel ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer ] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde (bestel)auto tegen die [slachtoffer ] is

aangereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

STRAFBAARHEID FEITEN

De bewezen feiten leveren op:

1. primair

doodslag, meermalen gepleegd;

2. primair

poging tot doodslag;

3.

poging tot zware mishandeling.

De feiten zijn strafbaar.

STRAFBAARHEID VERDACHTE

De verdachte is strafbaar.

STRAFMOTIVERING

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

De verdachte heeft zich bij twee gelegenheden in een auto schuldig gemaakt aan zeer zware geweldsdelicten.

Allereerst heeft hij zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling door met een bestelauto in te rijden op een jongen, behorende tot een groep personen waarmee hij kort daarvoor ruzie had gehad. Hij heeft die jongen klemgereden tegen een muur. Het feit deze jongen hier alleen een hoofdwond, enkele schaafwonden en een pijnlijk been aan overgehouden heeft is bepaald niet aan de verdachte te danken.

Deze gebeurtenis moet zowel voor het slachtoffer als voor degenen die hiervan getuige waren een zeer beangstigende ervaring zijn geweest.

De rechtbank rekent het de verdachte daarbij zwaar aan dat hij zijn bestelauto als het ware als een wapen heeft ingezet tegen degenen die hem en/of zijn moeder volgens hem gekrenkt hadden en tegen wie hij eerder op straat het onderspit had gedolven.

Nog geen twee maanden later heeft de verdachte zich opnieuw schuldig gemaakt aan ongebreideld agressief verkeersgedrag. Ditmaal heeft dit echter geleid tot de dood van vier van de vijf inzittenden van een auto. Slechts één inzittende heeft de aanrijding overleefd, doch zij is niet alleen zelf zwaar gewond geraakt, maar moet ook nog tot in lengte van dagen het verlies van haar familie en buurman dragen.

Aan de nabestaanden is groot en onherstelbaar leed toegebracht, hetgeen ook ter terechtzitting is gebleken toen één van de nabestaanden gebruik maakte van haar spreekrecht. Zij verloor haar vader, broer en een goed bevriende buurman, en haar moeder raakte zwaar gewond. Sinds het ongeval is het leven van de nabestaanden ingrijpend veranderd. De gebeurtenis heeft hen ongelofelijk veel pijn gedaan en doet dat nog steeds. Het is duidelijk dat geen enkele straf het leed van de nabestaanden zal kunnen verzachten. Het ongeval heeft daarnaast ook een grote impact gehad op degenen die daarvan getuige waren en hen die daarover hebben gelezen.

Het verlies van een mensenleven valt niet in een strafmaat uit te drukken. De reactie op het verwijtbare gedrag van de verdachte wel.

Op dergelijke feiten kan dan ook niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.

Aangezien als een rode draad door de feiten heen loopt dat verdachte in en met een auto onaanvaardbaar gedrag vertoont, acht de rechtbank een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de maximale duur, te weten tien jaar, passend en geboden.

Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is in het nadeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij blijkens het op zijn naam gesteld uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 29 december 2009 reeds eerder, zij het voor kleinere vergrijpen, is veroordeeld.

De rechtbank heeft kennis genomen van een psychologisch rapport d.d. 31 mei 2010, opgesteld door Drs. A. Nieuwenhuizen, GZ-psycholoog, en een psychiatrisch rapport d.d. 28 april 2010, opgesteld door dr. B.A. Blansjaar. In de rapporten wordt - kort gezegd - weergegeven dat bij de verdachte geen sprake is een ziekelijke stoornis of een gebrekkige ontwikkeling in de geestvermogens. Ten tijde van het ten laste gelegde was de verdachte in normale doen. Zodoende moet de verdachte als volledig toerekeningsvatbaar worden beschouwd.

Daar waar door de psycholoog nog geconstateerd wordt dat de verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde wel heel emotioneel is, maar dat die emoties vooral de gevolgen voor hemzelf betroffen, constateert de rechtbank evenals de psycholoog dat zijn spijt wel authentiek overkomt en dat hij –gelet op zijn verklaring ter terechtzitting – thans meer dan voorheen het verwijtbare van zijn handelen inziet.

Het risico op herhaling van dit gedrag acht de psycholoog minimaal. Slechts in stressvolle omstandigheden zou hij weer op ondoordachte wijze kunnen handelen.

In samenspraak met de reclassering wordt daarom geadviseerd dat de verdachte tezijnertijd een training moet volgen om meer doordacht te leren handelen c.q. om beter met zijn stress te leren omgaan. Dit is eventueel mogelijk tijdens de detentieperiode.

De rechtbank heeft tot slot kennis genomen van een reclasseringsadvies d.d. 31 mei 2010, opgesteld door W. Kuipers. De conclusie en het advies sluiten aan bij de conclusies van voornoemde deskundigen.

De rechtbank onderschrijft de vorenstaande conclusies en neemt deze over.

Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank zwaar meegerekend dat de verdachte zijn eigen boosheid en frustratie op onaanvaardbare wijze op anderen heeft gebotvierd. In zijn handen is de auto een dodelijk wapen geworden. Daarbij heeft hij ten enenmale zijn verantwoordelijk als bestuurder voor het wel en wee van zijn medeweggebruikers genegeerd.

Dit telt eens temeer omdat de verdachte al in oktober 2009 zich de gevaarzetting door zijn eigen rijgedrag had kunnen en moeten realiseren, maar hij ook nadien zijn rijgedrag niet heeft aangepast, zulks met deze afschuwelijke gevolgen.

De rechtbank acht de door de officier van justitie geëiste straf dan ook passend geboden.

Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.

IN BESLAG GENOMEN VOORWERPEN

De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen auto, merk Dodge, type Ram 2500 terug te geven aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

Hoewel met de in beslag nomen auto voornoemde misdrijven zijn gepleegd, had degene die als rechthebbende kan worden aangemerkt niet kunnen voorzien dat daarmee voornoemde misdrijven zouden worden gepleegd.

De in beslag genomen auto, merk Dodge, type Ram 2500 zal worden terug gegeven aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt, te weten [rechthebbende].

VORDERING BENADEELDE PARTIJ / SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL

Ten aanzien van de gevorderde “schokschade”

Namens de benadeelde partijen [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2]en [benadeelde partij 3] is door de raadsman vergoeding van zogenaamde schokschade verzocht.

Buiten twijfel staat dat de benadeelde partijen door het verlies van hun naasten ongekend veel verdriet en pijn hebben geleden. Voor het toekennen van een vergoeding hiervan (de zogenaamde affectieve schade) biedt de wet tot op heden echter nog geen ruimte.

Wanneer de benadeelde partijen evenwel door het gebeuren een zodanige emotionele schok hebben ondervonden dat dit aantoonbaar geestelijk letsel bij hen zelf zou hebben teweeggebracht, kan dit letsel wel voor vergoeding in aanmerking komen. Hierbij moet dan onder meer worden gedacht aan in de psychiatrie bekende ziektebeelden bij de benadeelden. Nu dergelijke schade in het onderhavige geval weliswaar voorstelbaar is, maar hierover nu onvoldoende naar voren is gebracht en een nader onderzoek daarnaar in het kader van deze strafzaak te complex is, leent deze vordering zich niet voor behandeling en afdoening in het strafrecht.

De benadeelden worden dan ook in (dat deel van) de vordering niet ontvankelijk verklaard. Zij kunnen deze vordering aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

Voor [benadeelde partij 3]betekent dit haar vordering in het geheel niet ontvankelijk wordt verklaard.

Ten aanzien van de overige benadeelde partijen voorts:

[benadeelde partij 1]

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 1], terzake van feit 1 en 2. De benadeelde partij vordert nog vergoeding van materiële schade tot een bedrag van € 4205,96 (kosten m.b.t. de uitvaart van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3])

Nu is komen vast te staan dat aan deze benadeelde partij als gevolg van de onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de verdachte de hoogte van die gevorderde schadeposten niet heeft betwist, zal de vordering worden toegewezen.

[benadeelde partij 2]

Als benadeelde partij heeft zich verder in het geding gevoegd: [benadeelde partij 2], terzake van feit 1. Deze benadeelde partij vordert vergoeding van materiële schade tot een bedrag van € 5610.20, (kosten begrafenis)

Nu is komen vast te staan dat aan deze benadeelde partij als gevolg van de onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de verdachte de hoogte van die gevorderde schadeposten niet heeft betwist, zal de vordering worden toegewezen.

Ten aanzien van de gedeeltelijk toegewezen vorderingen wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

Gelet is op de artikelen 45, 57, 287, 302 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179a van de Wegenverkeerswet 1994 .

BESLISSING

De rechtbank:

verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 3 impliciet primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;

verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2 primair en 3 impliciet subsidiair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;

stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;

verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 9 (negen) jaren;

ontzegt de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 10 (tien) jaren;

beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;

bepaalt dat de duur van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, wordt verminderd met de duur van de invordering en inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 ;

beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:

- gelast de teruggave aan [rechthebbende] van: een auto, merk Dodge, type Ram 2500

verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 3]niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;

wijst de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij 1] toe tot een bedrag van € 4205,96 (zegge: tweeënveertig honderd vijf euro en zesennegentig cent) en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan de benadeelde partij te betalen;

verklaart benadeelde partij [benadeelde partij 1]voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;

legt aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde partij 1] te betalen € 4205,96 (zegge: tweeënveertig honderd vijf euro en zesennegentig cent), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 52 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;

wijst de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij 2] toe tot een bedrag van

€ 5610,20 (zegge: vijfenzestig honderd tien euro en twintig cent) en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan de benadeelde partij te betalen;

verklaart benadeelde partij [benadeelde partij 2] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;

legt aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde partij 2] te betalen € 5610,20 (zegge vijfenzestig honderd tien Euro en twintig Cent), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 63 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;

veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2]gemaakt, tot op heden begroot op nihil.

Dit vonnis is gewezen door:

mr. Van de Grampel, voorzitter,

en mrs. De Geus en Wilbers - Taselaar, rechters,

in tegenwoordigheid van Rijk, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 september 2010.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature