Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Brandstichting; onvoldoende bewijs gemeen gevaar voor goederen/personen. In flatwoning op 15e verdieping heeft verdachte naar eigen zeggen papieren aangestoken en daarna weer gedoofd, waarna hij de woning heeft verlaten. Buren constateren rookontwikkeling, waarschuwen de brandweer die kort nadat verdachte de woning heeft verlaten, ter plaatse komt, geen brand constateert maar wel een hoopje verbrande papierresten waarvan de temperatuur 34 graden bedroeg terwijl de omgevingstemperatuur 18 graden was. Forensisch onderzoek met conclusie gemeen gevaar voor goederen/personen vindt pas volgende dag plaats als verdachte al weer een nacht in de woning heeft doorgebracht. Enkele constatering dat in woning meubels en kleding aanwezig waren onvoldoende redengevend voor gemeen gevaar. Bovendien is uit de door onderzoekers gemaakte foto's niet zonder meer te zien dat het brandrestje zodanig gesitueerd was dat eventuele vlammen hadden kunnen overslaan naar andere brandbare goederen, dan wel dat andere goederen in de nabijheid van waren aangetast door het vuur.

Uitspraak



RECHTBANK ROTTERDAM

Sector strafrecht

Parketnummer: 10/660321-12

Parketnummer TUL: 10/662691-10

Datum uitspraak: 8 november 2012

Tegenspraak

Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [datum] 1979 te [plaats] (Marokko),

ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres [adres], te [plaats],

thans verblijvende aan de [verblijfadres] te [plaats],

ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,

raadsvrouw mr. M.G.J. Plat, advocaat te Rotterdam.

ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING

Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2012.

TENLASTELEGGING

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

EIS OFFICIER VAN JUSTITIE

De officier van justitie mr. Boender heeft gerekwireerd tot:

- vrijspraak van het onder 7 ten laste gelegde;

- bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 tot en met 6 ten laste gelegde;

- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, met aftrek van voorarrest.

VORDERING TENUITVOERLEGGING VOORWAARDELIJKE VEROORDELING

De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de tenuitvoerlegging zal worden gelast van de straf groot één week, die aan de verdachte voorwaardelijk is opgelegd bij vonnis d.d. 9 augustus 2010 van de politierechter in deze rechtbank.

MOTIVERING VRIJSPRAKEN

Ten aanzien van feit 1

Algemeen

Uit de inhoud van het strafdossier blijkt het volgende.

De verdachte woont op de vijftiende verdieping in een flat gelegen aan [adres]. Op 18 juli 2012 in de namiddag verlaat hij zijn woning. Op die dag was er, zo verklaart hij zelf, niemand anders in zijn woning geweest. Ongeveer een half uur na zijn vertrek constateert zijn buurvrouw [buurvrouw] een sterke brandlucht en waarschuwt de brandweer. Die komt ter plaatse en treft in het pand een sterke rookontwikkeling aan. In de woonkamer wordt nabij de salontafel een “hoopje” brandresten aangetroffen. De temperatuur daarvan is 34 graden Celsius terwijl de omgevingstemperatuur 18 graden Celsius is.

Het bovenstaande leidt tot de vaststelling dat een en ander door toedoen van de verdachte is veroorzaakt. Dat is overigens ook niet door de verdediging weersproken. De zaak spitst zich toe op de vraag of -en zo ja op welke wijze- dit gedrag van de verdachte hem kan worden verweten zoals is ten laste gelegd.

Standpunt officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting aangevoerd dat slechts het ten laste gelegde dat ziet op de woonkamer bewezen kan worden verklaard. Voor het overige is onvoldoende bewijs voorhanden. De verdachte heeft opzettelijk brand gesticht zodat het onder 1 primair bewezen dient te worden verklaard.

Standpunt van de verdediging

De verdediging heeft vrijspraak bepleit van al het onder 1 ten laste gelegde. Er was geen sprake van enig opzet en daarnaast was er ook geen gevaar voor goederen en personen.

De beoordeling

Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat, bij gebreke aan bewijs, de betrokkenheid van de verdachte bij dit feit beperkt is gebleven tot hetgeen in de woonkamer is geschied.

Allereerst moet worden bezien of het gedrag van de verdachte op enig moment heeft geleid, of had kunnen leiden, tot gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de omwonenden van de flat. Als dat namelijk niet het geval is moet de verdachte worden vrijgesproken van al het onder 1 ten laste gelegde.

De volgende bevindingen zijn hierbij van belang.

De verdachte heeft toegegeven dat hij wat papiertjes in brand had gestoken maar dat hij vóór het verlaten van zijn woning had vastgesteld dat het vuurtje al gedoofd was. De juistheid van die stelling kan blijken uit het feit dat de brandweer kort nadat de verdachte zijn woning had verlaten geen vuur heeft aangetroffen; slechts een inmiddels sterk afgekoeld hoopje brandresten in de woonkamer.

Op het vloerkleed in de woonkamer zijn weliswaar aanwijzingen dat daarop op enig moment brandende sigaretten zijn uitgedrukt, maar er is geen enkel bewijs voorhanden dat dit zou zijn gebeurd in de ten laste gelegde periode.

Forensische onderzoekers hebben in een proces-verbaal d.d. 30 juli 2012 gerelateerd dat sprake was van gemeen gevaar voor personen en/of goederen. Die conclusie wordt echter onvoldoende gesteund door de feitelijke bevindingen. De enkele constatering dat meubels en kleding aanwezig waren is daartoe onvoldoende. Tijdens de behandeling ter terechtzitting zijn de door de onderzoekers gemaakte foto’s gezien en besproken. Hierop valt niet zonder meer te zien dat het brandrestje zodanig was gesitueerd dat eventuele vlammen hadden kunnen overslaan op andere brandbare goederen. In elk geval valt niet te zien dat andere goederen in de directe nabijheid van het brandrestje zijn aangetast door vuur.

Het is in deze ook opvallend dat het forensisch onderzoek in de woning pas de dag na het optreden van de brandweer heeft plaatsgevonden. Sterker nog: de verdachte was na dat optreden weer terug gegaan naar zijn woning en heeft daar toen de nacht doorgebracht. Het is dus mogelijk dat hierdoor eventuele belastende sporen zijn aangetast of verwijderd. Dat alles is echter een omstandigheid welke de verdachte niet kan worden aangerekend.

Al het bovenstaande, mede in onderlinge samenhang bezien, leidt tot de slotsom dat er onvoldoende bewijs voorhanden is dat het gedrag van de verdachte - hoe overlastgevend en laakbaar dan ook - heeft geleid, of heeft kunnen leiden, tot gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor zijn omwonenden. De verdachte dient dan ook ten aanzien van al het onder feit 1 ten laste gelegde integraal te worden vrijgesproken.

Ten aanzien van feit 7

Het onder 7 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Nu de raadsvrouw vrijspraak voor dit feit heeft bepleit, terwijl de officier van justitie dit eveneens heeft gevorderd, zal deze vrijspraak niet nader worden gemotiveerd.

BEWEZENVERKLARING

Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:

2.

hij op 21 juni 2012 te Rotterdam [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een zwaard getoond aan die [slachtoffer 1] en is verdachte opzettelijk dreigend met dat zwaard naar die [slachtoffer 1] gelopen.

3.

hij op 21 juni 2012 te Rotterdam opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), met de rechter tot vuist gebalde hand tegen de borst heeft gestoten, waardoor deze letsel heeft bekomen

4.

hij op 21 juni 2012 te Rotterdam [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend in een lift een zwaard uit de foedraal getrokken en/dat zwaard getoond aan die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik ben al dood. Mijn vader is dood. Jij gaat ook dood. "

5.

hij op 21 juni 2012 te Rotterdam opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), een vuistslag op de rechterzijde van het gezicht heeft gegeven, waardoor deze letsel heeft bekomen.

6.

hij op 23 oktober 2011 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een standaard van een fiets, toebehorende aan een onbekend gebleven persoon.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

BEWIJSMOTIVERING

De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

NADERE BEWIJSMOTIVERINGEN

Ten aanzien van de feiten 2, 3, 4 en 5

Standpunt verdediging

De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor al deze feiten omdat er onvoldoende (betrouwbare) bewijsmiddelen voorhanden zouden zijn.

De beoordeling

Alhoewel zij betrekking hebben op afzonderlijke incidenten vullen de aangiften van de heer [slachtoffer 2] en de heer [slachtoffer 1] elkaar in belangrijke mate aan. Dat versterkt de bewijswaarde ervan. Kort gezegd hebben beide aangevers verklaard dat zij kort na elkaar door de verdachte met de dood zijn bedreigd, dat hij een zwaard in zijn hand had en met de vuist een enkele klap aan hen heeft uitgedeeld. De door de beide aangevers beschreven gemoedstoestand van de verdachte kan het beste als bizar en hysterisch worden geduid.

De inhoud van de aangiften strookt met de volgende, uit het strafdossier blijkende, ondersteunende feiten en omstandigheden.

Op 21 juni 2012 omstreeks 23.13 uur belt de heer [slachtoffer 2] met de politie en zegt dat hij bedreigd is door zijn buurman. Een paar minuten later wordt de verdachte aangehouden op straat vlak bij zijn woning aan [adres]. Hij rent dan richting de politie met ontbloot bovenlichaam en was al schreeuwend druk aan het zwaaien met zijn armen. Vlak bij het metrostation Binnenhof verklaren twee verder onbekend gebleven mannen tegenover de politie dat kort daarvoor een man op hen afliep, dat deze man zwaaide met een groot zwaard, daarmee in hun richting sloeg, aan het gillen was en vervolgens zijn T-shirt uittrok. In de directe omgeving van dat metrostation treft de politie op het trottoir een zwaard aan met daarnaast een schede (foedraal). Metrostation Binnenhof kent cameratoezicht. Op de camerabeelden is onder meer te zien dat de verdachte op het perron rent met in zijn ene hand een zwaard en in zijn andere hand (hoogstwaarschijnlijk) een foedraal.

Tenslotte heeft verdachte zelf verklaard, dat hij boos was, omdat hij meende dat één van beide aangevers kort daarvoor geld , een mobiel en sleutels uit zijn, verdachtes woning had gestolen. Gewapend met zijn zwaard was verdachte achter deze persoon aangegaan en hij was hem in de lift van de flat tegengekomen.

Gelet op al het bovenstaande, mede in onderlinge samenhang bezien, is voldoende bewijs voorhanden om tot een bewezenverklaring te komen van hetgeen de verdachte in de ten laste gelegde feiten 2, 3, 4 en 5 wordt verweten.

STRAFBAARHEID FEITEN

De bewezen feiten leveren op:

2.

Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

3.

Mishandeling.

4.

Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

5.

Mishandeling.

6.

Diefstal.

De feiten zijn strafbaar.

STRAFBAARHEID VERDACHTE

De verdachte is strafbaar.

MOTIVERING STRAF

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

De verdachte heeft op een en dezelfde dag twee flatbewoners met een zwaard bedreigd en hen daarbij ook mishandeld.

Eén van zijn buren werd in de lift van het flatgebouw plotseling geconfronteerd met verdachte gewapend met een zwaard. De andere buurman was vóórdat de verdachte met het zwaard op hem afkwam al getuige geweest van de gedragingen van de verdachte. De verdachte had immers in de nabijheid van een metrostation in Rotterdam met zijn zwaard zwaaiende bewegingen gemaakt naar willekeurige omstanders.

Deze feiten moeten voor de beide mannen een angstige ervaring zijn geweest, vooral voor degene die zich gedurende enige tijd in de beperkte ruimte van de lift met de verdachte bevond. Door de personen met zijn vuist te stompen (de een tegen de borst, de ander tegen het gezicht) heeft de verdachte bovendien een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de beide slachtoffers. Daarnaast veroorzaken dergelijke feiten bij de bewoners van aangrenzende woningen, zeker bij degenen die er getuige van zijn geweest, onrust en angstgevoelens.

Tenslotte heeft de verdachte een fietsstandaard gestolen. Door het stelen van de standaard van een gestalde fiets van een willekeurige persoon heeft de verdachte naast de materiële schade vooral ongemak en ergernis veroorzaakt voor de benadeelde.

Op dergelijke feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van beperkte duur.

Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is in het nadeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij, zoals blijkt uit het op zijn naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 4 oktober 2012 eerder voor soortgelijke delicten is veroordeeld. Thans loopt hij bovendien ook in de proeftijd van een voorwaardelijke veroordeling.

Over de persoon van de verdachte is op 15 augustus 2012 een rapport uitgebracht door reclasseringswerker L. de Croes. Hierin komt naar voren dat de verdachte zijn uitgebreide justitiële verleden relateert aan zijn alcoholgebruik en als iets uit zijn verleden. Voorgesteld is om een nader onderzoek te verrichten naar de problematiek die ten grondslag ligt aan het uiteenlopende delictgedrag van de verdachte en het feit dat het de verdachte niet lukt om zich sociaal maatschappelijk staande te houden. Op basis van het verleden van de verdachte lijken de mogelijkheden voor gedragsbeïnvloeding van de verdachte beperkt. Om een passend plan van aanpak op te stellen acht de rapporteur NIFP-rapportage gewenst.

Daarnaast is op 3 oktober 2012 naar aanleiding van het hiervoor genoemde rapport en het beknopte reclasseringsadvies van 27 juni 2012, een psychiatrisch rapport uitgebracht door T. de Gooijer, onder supervisie van psychiater Th.J. G. de Bakkum. Hierin komt naar voren dat het sterke vermoeden bestaat van een verslavingsproblematiek bij de verdachte. Er is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de vorm van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De verdachte functioneert op maatschappelijk niveau zeer marginaal. Door de ontkenning van de verdachte is het voor de rapporteurs echter niet mogelijk gebleken om een juridisch kader te adviseren. Wel is langer durende begeleiding door het FACT Team aanbevolen, al dan niet onder toezicht van de reclassering.

In het op 18 oktober 2012 uitgebrachte aanvullend reclasseringsrapport door L. de Croes wordt geadviseerd om een deels voorwaardelijke straf op te leggen en daaraan de bijzondere voorwaarden te verbinden van een meldingsgebod, opname in een zorginstelling en opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang aansluitend op de opname in een zorginstelling.

Ter zitting heeft de verdachte aangegeven mee te zullen werken aan ambulante begeleiding door het FACT Team.

De rechtbank zal dit als bijzondere voorwaarde verbinden aan de deels voorwaardelijke gevangenisstraf die zij zal opleggen. Met de voorwaardelijke straf wordt enerzijds beoogd om verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst wederom schuldig te maken aan het plegen van strafbare feiten, anderzijds om hem ertoe te bewegen de daaraan te koppelen bijzondere voorwaarde na te leven en daardoor zijn leven weer op het goede spoor te krijgen.

Alles afwegende komt na te noemen straf de rechtbank passend en juist voor.

VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij verstek gewezen vonnis d.d. 9 augustus 2010 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van wederspannigheid, meermalen gepleegd en eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter de rechtmatige uitoefening van zijn bediening veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één week voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.

De proeftijd is op grond van artikel 14b, derde lid van het Wetboek van Strafrecht ingegaan op 24 augustus 2010.

De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd.

Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.

Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf.

TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

Gelet is op de artikelen 14a, 14 b, 14c, 14d, 57, 285, 300 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

De rechtbank:

verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 7 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;

verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;

verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van zes (6) maanden;

bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot drie (3) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten;

stelt daarbij een proeftijd van twee (2) jaren en stelt de volgende algemene voorwaarden:

-de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;

-de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;

- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking van huisbezoeken daaronder begrepen;

stelt als bijzondere voorwaarde:

- de veroordeelde zal zich houden aan alle aanwijzingen en/of voorschriften van het FACT Team Oost van Bouman GGZ of een soortgelijke instelling;

geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;

beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;

heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte in de zaak met parketnummer 661200-12;

gelast de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 9 augustus 2010 door de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een week.

Dit vonnis is gewezen door:

mr. Van der Kaaij, voorzitter,

en mrs. Van Lottum en Van Russen Groen, rechters,

in tegenwoordigheid van Ramdihal-Poeran, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 november 2012.

De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

TEKST TENLASTELEGGING.

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

1.

hij op of omstreeks 18 juli 2012 te Rotterdam

opzettelijk brand heeft gesticht in een woning/pand, gevestigd aan de

[adres], welke woning/pand deel uitmaakte van een flatgebouw,

althans een aaneengesloten bebouwing,

immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk

- één of meer stuk(ken) papier in brand gestoken, in elk geval opzettelijk

(open) vuur in aanraking gebracht met die/dat stuk(ken) papier, althans met

(een) brandbare stof(fen) en/of

- een brandende sigaret in aanraking gebracht met een (in de woonkamer

gelegen) vloerkleed, in elk geval een brandend/smeulend voorwerp en/of (open)

vuur in aanraking gebracht met een in die woning gelegen brandbaar voorwerp,

ten gevolge waarvan brand is ontstaan en/of een vloerkleed, althans (een deel

van) de inboedel van voornoemde woning/pand geheel of gedeeltelijk is/zijn

verbrand,

terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemde woning/pand en/of één of meer

belendende woning(en)/pand(en) en/of inboedels(s) van voornoemde woning/pand

en/of die belendende woning(en)/pand(en), in elk geval gemeen gevaar voor

goederen

en/of levensgevaar voor (een) zich in (een) andere in dat flatgebouw gelegen

woning(en) bevindende perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar of gevaar voor

zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;

(art. 157 Sr)

Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou

kunnen leiden:

hij op of omstreeks 18 juli 2012 te Rotterdam,

ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te

stichten in een woning gelegen aan de [adres] (welke woning deel

uitmaakte van een flatgebouw),

met dat opzet één of meer stuk(ken) papier in brand heeft gestoken, althans in

aanraking heeft gebracht met (open) vuur en/of een brandende sigaret in

aanraking gebracht met een (in de woonkamer gelegen) vloerkleed, althans een

in die woning gelegen brandbaar voorwerp,

terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar of gevaar voor

zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was, terwijl de

uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

(art. 157 jo 45 Sr)

meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of

zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 18 juli 2012 te Rotterdam, grovelijk, althans aanmerkelijk

onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam,

- één of meer stukken papier, althans (een) brandbare stof(fen)/voorwerp(en)

in aanraking heeft gebracht met (open) vuur en/of

- een brandende/smeulende sigaret, althans een sigaret waarvan hij wist, in

elk geval redelijkerwijs kon en/of mocht vermoeden, dat deze (nog) niet

gedoofd was, heeft (weg)gelegd/(weg)gegooid op/in de richting van een (in de

woonkamer gelegen) vloerkleed, althans een of meer (brandbare) goed(eren) in

die woning, althans een brandend/smeulend voorwerp en/of (open) vuur in

aanraking heeft gebracht en/of laten komen met voornoemd(e) goed(eren),

ten gevolge waarvan het aan zijn schuld te wijten is geweest, dat er brand is

ontstaan en/of dat een (in de woonkamer gelegen) vloerkleed, althans (een deel

van) de inboedel geheel of gedeeltelijk is / zijn verbrand,

terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemde woning/pand en/of één of meer

belendende woning(en)/pand(en) en/of inboedels(s) van voornoemde woning/pand

en/of die belendende woning(en)/pand(en), in elk geval gemeen gevaar voor

goederen

en/of levensgevaar voor (een) zich in (een) andere in dat flatgebouw gelegen

woning(en) bevindende perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar of gevaar voor

zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;

(artikel 158 Wetboek van Strafrecht )

2.

hij op of omstreeks 21 juni 2012 te Rotterdam [slachtoffer 1] heeft bedreigd met

enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,

immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een zwaard getoond en/of

voorgehouden aan die [slachtoffer 1] en is verdachte opzettelijk dreigend met dat/een

zwaar naar/in de richting van die [slachtoffer 1] gelopen;

(art. 285 Wetboek van Strafrecht)

(parketnummer 661200-12)

3.

hij op of omstreeks 21 juni 2012 te Rotterdam opzettelijk mishandelend een

persoon (te weten [slachtoffer 1]), met de/een (rechter) (tot vuist gebalde) hand

op/tegen de borst heeft gestoten, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of

pijn heeft ondervonden;

(art. 300 Wetboek van Strafrecht)

(parketnummer 661200-12)

4.

hij op of omstreeks 21 juni 2012 te Rotterdam [slachtoffer 2] heeft bedreigd met

enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,

immers heeft verdachte opzettelijk dreigend in een lift een/zijn zwaard uit

de/een foedraal getrokken en/of een/dat zwaard getoond en/of voorgehouden aan

die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd : "Ik ben al dood.

Mijn vader is dood. Jij gaat ook dood.", althans woorden van gelijke dreigende

aard of strekking;

(art 285 Wetboek van Strafrecht)

(parketnummer 661200-12)

5.

hij op of omstreeks 21 juni 2012 te Rotterdam opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), een vuistslag op/tegen de rechterzijde van het

gezicht heeft gegeven, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft

ondervonden;

(art. 300 Wetboek van Strafrecht)

(parketnummer 661200-12)

6.

hij op of omstreeks 23 oktober 2011 te Rotterdam met het oogmerk van

wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een standaard van een fiets, in

elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een onbekend gebleven

persoon, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;(artikel 310 Wetboek van Strafrecht )

(parketnummer 662043-12)

7.

hij op of omstreeks 16 maart 2012 te Rotterdam, toen een aldaar in uniform

geklede dienstdoende politieambtenaar verdachte, als verdacht van het gepleegd

hebben van één of meer op heterdaad ontdekt(e) strafba(a)r(e) feit(en), had

aangehouden en had vastgegrepen, althans vast had, teneinde verdachte ter

geleiding voor een hulpofficier van justitie over te brengen naar een

politiebureau, zich met geweld tegen eerstgenoemde opsporingsambtenaar,

werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn of haar bediening, heeft verzet

door te rukken en/of te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die

ambtenaar verdachte trachtte te geleiden;

(artikel 180 Wetboek van Strafrecht )

(parketnummer: 10/742138-12)


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature